"Men weet niet waar het straatkind vandaan komt of welk zijn einddoel is. Zijn kleren zijn versleten, de veel te grote lompen slobberen om zijn magere lijf. Zijn haren zijn in de war en verschrikkelijk luizig en vuil. Bij sommigen herken je er zelfs de kleur niet meer van. Veel kans om zich te verschonen of te wassen krijgt hij niet. Op de straat heb je immers geen badkamers. Je ziet hem door de stad dwalen, traag en moeizaam, als een pelgrim die naar een verre bestemming trekt die onbereikbaar lijkt. Er bestaat geen eindpunt waar iets of iemand op hem wacht." (Hedwig Cooremans)
|